Een professionele dwarsligger. Voor prof. Fortuyn is geen huisje heilig
Door Carel Brendel, 14 december 1991
ROTTERDAM – Zijn loopbaan is nogal grillig en zijn opvattingen zijn in de loop der jaren aan flinke schommelingen onderhevig geweest. Maar ondanks deze kronkelpaden valt er wel degelijk een duidelijke vaste lijn te ontdekken in het leven van prof.dr. W.S.P. (Pim) Fortuyn.
“Ik ben altijd al nieuwsgierig en pragmatisch geweest, was vanaf het begin controversieel en tegendraads, in dat opzicht ben ik niet een ander persoon dan twintig jaar geleden’, is de karakterschets, die de 43-jarige ondernemer van zichzelf geeft.
Aan het eind van de jaren zestig doet hij als studentenleider aan de Vrije Universiteit in Amsterdam voor het eerst van zich spreken. De in Kennemerland in een “liberaal-katholiek’ milieu opgegroeide socioloog wordt later wetenschappelijk medewerker aan de universiteit van Groningen. In die jaren interesseert hij zich voor het marxisme; aan de linkervleugel van de PvdA pleit Den Uyl-fan Fortuyn voor meer overheidsbemoeienis met de economie en voor uitbreiding van de verzorgingsstaat.
Eerste gevechten
Als secretaris nieuwbouwzaken van de Stichting Studentenhuisvesting levert hij zijn eerste gevechten met de bureaucratie, de “parafencultuur’. In de jaren tachtig pakt Fortuyn deze strijd met verhevigde kracht op. Hij pleit voor privatisering en geselt politici, vakbondsleiders, ziekenhuisbestuurders, topambtenaren en andere vertegenwoordigers van het “corporatieve regentendom’. De bureaucraten signaleert hij niet alleen op de Haagse departementen en in adviesraden, maar evenzeer in de directiekamers van Akzo, Unilever en Philips.
In 1987 is Fortuyn betrokken bij het rapport “Schuivende panelen’. Weldra bedankt hij voor de PvdA, voor hem “een niet meer te redden hopeloos geval’.
In 1988 keert hij de Groningse universiteit radicaal de rug toe en vestigt zich als zelfstandig ondernemer in Rotterdam, gespecialiseerd in het uitbrengen van “politiek-strategische adviezen’. Inmiddels is hij een dag per week terug in het wetenschappelijk onderwijs, als hoogleraar Arbeidsvoorwaardenvorming bij de Overheid aan de Erasmus Universiteit. Met regelmaat verschijnen zijn adviezen, het meest recente is een voor VVD, D66 en Groen Links opgesteld plan om de bedrijfsverenigingen te privatiseren.
Meer bekendheid bij het grote publiek geniet hij als de per 1 januari afzwaaiende directeur van BV Studentenkaart, het bureau dat de uitgifte van de OV-jaarkaart aan 800.000 studenten op de rails heeft gezet.
“Ik moet me vaak verdedigen vanwege het feit, dat ik nu over bepaalde zaken anders denk dan vroeger’, zegt Fortuyn. “Maar het zou toch veel raarder zijn als je star en onflexibel blijft in een razendsnel ontwikkelende maatschappij. De verzorgingsstaat was twintig jaar geleden nog niet uit het lood geslagen. De grote bureaucratisering is een fenomeen van de tweede helft van de jaren zeventig en de jaren tachtig. Door de omstandigheden ben ik zulke zaken anders gaan beoordelen.’
IJdeltuit
Zijn provocerende ideeen en zijn grote hang naar het intellectuele debat bezorgen de “profeet van het moderne levensgevoel’ niet alleen bijval. Zijn uitgesproken geloof in eigen kunnen bezorgt hem het stempel “arrogant’. In een ademtocht vallen vaak de kwalificaties “ijdeltuit’ en “ruziemaker’.
Fortuyn: “IJdel ben ik inderdaad, maar die eigenschap hebben toch meer mensen, die in de openbaarheid treden. Ik verbaas me altijd over al die zogenaamd bescheiden en gewoon gebleven figuren, die in werkelijkheid o zo ijdel zijn. En een ruziemaker ben ik beslist niet. Helaas wordt in Nederland het hebben van een meningsverschil vaak gelijkgesteld aan ruzie.’
Dat is een gevolg, zo oordeelt Fortuyn, van de hier geldende “consensusmaatschappij’, een moeilijk woord voor een maatschappij, waarin de diverse stromingen koste wat kost naar overeenstemming streven. “Een gevolg van de verzuiling. Als jij mij niet dwarszit, dan zit ik jou niet dwars. Die cultuur werkt door in de samenstelling van de elite. Bijna elke belangrijke benoeming komt tot stand via een netwerk van beinvloeding zonder competitie. Recente voorbeelden zijn NS en Schiphol. Pas als er keuze is uit drie of vier kandidaten, kun je verantwoord kiezen. Nu krijg je degenen die het behendigst zijn in het duwen, trekken, plooien en gladstrijken. Je loopt daarmee een flink risico, dat je niet de juiste man op de juiste plaats krijgt.’
“De angst om zich te profileren is een ander uitvloeisel van deze cultuur’, vervolgt Fortuyn. “De prijs voor uitzonderlijkheid, voor afwijkend gedrag kan heel hoog zijn. In het ergste geval volgt uitstoting, in een minder erg geval gaan leuke dingen aan iemand voorbij.’
Is dat de reden dat politici en ondernemers vaak zo kleurloos zijn en zich rotschrikken als ze per ongeluk wel een prikkelende uitspraak doen? Neem staatssecretaris Gabor van natuurbeheer die de kritiek op de kwaliteit van zijn topambtenaren pijlsnel heeft ingeslikt.
Fortuyn: “Gabor meent wat hij in het interview met NRC Handelsblad heeft gezegd, dat staat buiten twijfel. Toen zijn ambtenaren erover vielen, heeft hij snel zijn excuses aangeboden. Hij denkt zich zo te redden, maar ze vergeten de zaak heus niet. Hij is afgeslacht, kan het verder wel vergeten. Minister Bukman antwoordt zelfs voor hem in de Kamer, nou dat zou mij niet gebeuren. Ik zou proberen mijn uitspraken met argumenten kracht bij te zetten. Laat men dan maar in het debat aantonen, dat je uitspraken onjuist zijn. Als je kiest om te knokken, dan red je het misschien ook niet, maar dan verlies je tenminste met eer.’
U heeft de Partij van de Arbeid voorgoed de rug toegekeerd. Wat zoekt u dan nog in de “brede politieke beweging’ van PvdA-lid Jan Schaefer?
Fortuyn: “Zijn initiatief is geen partijgebonden zaak. Ik heb ervoor wat gedachten aangeleverd. De Nederlandse politiek krijgt steeds meer Amerikaanse trekken. De enige echte politieke formatie hier is het CDA, de partij van het modale gezin. Als tegenwicht moet er een partij van de moderniteit komen, die staat voor individualisering en emancipatie.
“Welnu, zo’n beweging kan voortkomen uit D66, een flink deel van de VVD zonder het kleinburgerlijke rechtse deel, en het stuk van de PvdA, dat in deze ontwikkeling is geinteresseerd. De beweging van Schaefer koerst die kant uit. Je kunt het als onzin afdoen, maar als deze hergroepering niet tot stand komt, zolang men gescheiden optrekt, dan houdt het CDA nog heel lang de macht.’
Fortuyn bespeurt een culturele omslag: “Er komt een ander soort leiderschap in politiek en bedrijfsleven, dat gedurfder optreedt en hardhandiger ingrijpt. Nederland kent geen traditie van afrekenen, maar dat gaat snel veranderen. Wat nu bij Philips gebeurt, zal straks schering en inslag zijn.’
Fortuyn steekt nooit onder stoelen of banken zelf graag een leidende rol te willen spelen in dergelijke processen. Maar ondank is vaak het loon van de profeet. Fortuyn: “Ik wil graag meedoen, maar in bepaalde kringen word ik überhaupt niet gevraagd. Dat is de prijs die je moet betalen voor een onafhankelijk oordeel. Aan de andere kant pluk ik daar ook de vruchten van. Ik beweeg me in de meest uiteenlopende kringen. Onafhankelijkheid geeft me een gevoel van sterkte, maar tegelijk een gevoel van eenzaamheid.’
OV-studentenkaart
Dezelfde tweeslachtigheid voelt Fortuyn in zijn persoonlijke leven. “Ik heb de scheiding tussen privé en werk opgeheven. Ik leef nu alleen – het vertrek van mijn vriend loopt ongeveer samen met mijn directeurschap van de OV-studentenkaart – en ik vraag me af of ik nog tot een nieuwe relatie kom. Maar of ik daardoor slechter af ben? Als je met iemand samenleeft vind je geborgenheid, warmte en seksualiteit, maar je geeft een stuk zelfstandigheid op. Als je alleen bent, heb je meer energie en interesse ter beschiking voor andere mensen. Mijn stelregel is: als je alleen leeft, moet je beslist ook je zegeningen tellen.’
(Bron: Algemeen Dagblad, 14 december 1991)