NRC Handelsblad, molensteen voor de conformistische bovenlaag
Door Carel Brendel, 11 januari 2012
NRC Handelsblad is geen slijpsteen voor de geest meer, maar een molensteen voor de conformistische bovenlaag. Over het verlies van de nuance schreef oud-redacteur Hans Moll een belangrijk boek. Maar, typerend voor in zichzelf gekeerde organisaties, het werk van de klokkenluider wordt door de bekritiseerden niet op prijs gesteld. NRC-ombudsman Sjoerd de Jong weigert niet alleen figuurlijk, maar ook letterlijk de toegestoken hand.
NRC-opiniechef Maarten Huygen stelde in de eerste krant van het jaar zijn lezers gerust. “Ook van Elsbeth Etty zal geregeld een essay te lezen zijn, met haar standpunten tegen de politieke trend in.” Op de dag na Kerstmis schreef de gezichtsbepalende NRC-journaliste haar laatste bijdrage op haar vaste columnistenstek, die haar is ontnomen door de nieuwe Belgische hoofdredacteur Peter Vandermeersch. Thema was de alom heersende ‘angstcultuur’, die ook de media (‘vooral bij de publieke omroep’) zou beheersen. In de afscheidscolumn zei Etty het niet met zo veel woorden, maar tijdens een lezing voor de vrijmetselaars in Amersfoort zei ze het hardop en duidelijk. Haar vertrek als columniste is volgens haar het resultaat van het door PVV-leider Geert Wilders en zijn ideoloog Martin Bosma gecreëerde klimaat.
Angst voor de PVV? Op oudejaarsdag kondigde PvdA-leider Job Cohen een groot offensief tegen de PVV aan. Alexander Pechtold (D66) en Tofik Dibi (GroenLinks) zijn al tijden druk in de aanval. Ook de SP van Emile Roemer houdt zich niet afzijdig. Liberale en christendemocratische partijtijgers maken van hun afkeer van de PVV geen geheim. In omroepland waart ook al geen spook van de angst rond. Het cabareteske smaldeel liet zich niet onbetuigd in de oudjaarsconferences. Youp van ’t Hek hakte voluit in op ‘de man met het Noorse kapsel’. Volgens Freek de Jonge mag je de PVVÂ niet eens vergelijken met de NSB, want voor die partij kan hij nog wel begrip opbrengen. De cabaretiers maakten daarentegen weinig grappen over de islam. Die laat immers niet met zich spotten. Toch vermoed ik dat Etty niet daar op doelde tijdens haar tirade tegen de angsthazencultuur.
Etty blijft dus haar standpunten verkondigen. Daar kunnen liefhebbers van scherpe en vaardig geschreven artikelen alleen maar blij mee zijn. Maar of haar standpunten ‘tegen de politieke trend in’ gaan? Als gedoogpartner van het kabinet-Rutte is de PVV nog steeds niet salonfähig bij journalisten, wetenschappers en opiniemakers. Afgelopen week nog haalde een Tilburgse student het nieuws. Van zijn studiebegeleiders — verklaarde vijanden van de PVV — kreeg hij een 10 voor een scriptie, waarin hij de PVV ‘een fascistische partij in een gevorderd stadium’ noemt. Een beetje in de politieke trend van Etty, die Wilders ooit (27 februari 2007) associeerde met de SS-lijfspreuk Unsere Ehre heisst Treue.
Waarom dan toch die verontrusting? “De generatie opiniemakers als Elsbeth Etty, die in de jaren ’80 en ’90 de Nederlandse meningsvorming monopoliseerde, heeft niet meer het alleenvertoningsrecht,” schreef ik naar aanleiding van haar Amersfoortse lezing.” Op één plek werd deze hegemonie juist steviger verankerd: in de kolommen van NRC Handelsblad.
De krant heeft in de afgelopen tien jaar stuivertje gewisseld met de Volkskrant. Vergeleken met andere kranten was de NRC veelzijdig en liberaal. De ‘verzuurde’ Volkskrant fungeerde ondertussen als bijwagen van de linkse politiek en vakbeweging. Inmiddels zijn de rollen omgedraaid. Bij de Volkskrant gingen de luiken open, kwam er ruimte voor diverse meningen, terwijl bij de NRC ‘licht en vrijheid’ juist in het nauw kwamen. Ze maakten na 11 september 2001 plaats voor een hardnekkige drang om de lievelingsprojecten van de bestuurlijke en maatschappelijke bovenlaag, zoals het multiculturalisme en de Europese eenwording, te verdedigen. In mijn omgeving zijn veel mensen daarom afgehaakt als NRC-abonnee. Maar het kan natuurlijk zijn dat de krant buiten mijn gezichtsveld andere lezers heeft aangetrokken, die op hun beurt de vernieuwingen bij de Volkskrant niet trekken.
Een dramatisch momentopname was er op 6 mei 2002. Die middag verscheen het beruchte hoofdartikel van Folkert Jensma, waarin hij het cultuurrelativisme verdedigde tegen de islamkritiek van Pim Fortuyn. “Het is de trots van Nederland dat we hier juist niet de ene cultuur beter vinden dan de ander. Dat we hier mensen gelijk behandelen in een open samenleving. Dat we ons hier de xenofoben en racisten van het lijf wensen te houden. Het is een grote schande dat we zestig jaar na dato een politicus in ons midden daaraan moeten herinneren.”
Uitgerekend die dag werd Fortuyn vermoord door de milieu-extremist Volkert van der Graaf. Dat kon Jensma uiteraard niet weten. Merkwaardig was wel dat hij het cultuurrelativisme verdedigde naar aanleiding van Bevrijdingsdag. Op 5 mei immers viert Nederland de verdwijning van de nationaalsocialistische cultuur, die beslist niet gelijkwaardig is aan alle andere culturen.
De NRC kreeg veel opzeggingen na dit ongelukkig getimede commentaar. Zelf hield ik het nog enkele jaren vol. Mijn opzegmoment kwam in het najaar van 2007, toen onderzoeksjournalist Joep Dohmen op grond van dubieuze gegevens van het Meldpunt Discriminatie Internet (MDI) allerlei vrijdenkende websites associeerde met extreemrechts. In de verdachte hoek belandde je vooral door kritiek op de islam, ondervond weblog Frontaal Naakt. Daar verscheen bijvoorbeeld in drie afleveringen het essay over cultureel marxisme van de Noorse blogger Fjordman in de Nederlandse vertaling. Daarnaast ging de eindredacteur  te keer tegen iconen als Mohammed Cheppih (‘bekakte islamofascist’), Geert Mak (‘wortelmannetje’) en Femke Halsema (‘het grootste gevaar’). Nog merkwaardiger was dat Dohmen Zemblabla op de verdachtenlijst zette. De enige ‘misdaad’ van deze site was het leveren van gefundeerde kritiek op een tendentieuze VARA-documentaire over toenmalig Kamerlid Ayaan Hirsi Ali. Kortom, tendentieus onderzoek dat andere dan de gangbare meningen in het verdomhoekje zette.
Kort daarna publiceerde NRC Handelsblad een opiniestuk van de Internationaal Socialist Peyman Jafari en de SP’er Behnam Taebi zonder hun politieke achtergrond te noemen. Juist in dit geval was die relevant, want de twee auteurs namen politiek stelling tegen het comité van afvallige moslims van Ehsan Jami, die toen nog een dissident raadslid van de PvdA was. De gretigheid om islamcritici in de extreemrechtse hoek te duwen gekoppeld aan het onvermogen om extreemlinks te benoemen, was voor mij het laatste zetje. Overigens: ook vandaag de dag verschijnen er op zijn tijd hoogwaardige en interessante artikelen in NRC Handelsblad.
Hoe heeft het zo ver kunnen komen? Daarover is een belangrijk boek verschenen van oud-redacteur Hans Moll: Hoe de nuance verdween uit een kwaliteitskrant. Moll leverde intern wel eens kritiek op de berichtgeving over Israël en de islam. Dat leverde hem — zonder dat onderzoeker Dohmen er aan te pas kwam — ter redactie het stigma van ‘neocon’ op. Moll concentreert zich op de NRC-berichtgeving over Israël, de islam en de multiculturele samenleving. Aan de hand van diverse voorbeelden stelt de oud-redacteur dat zijn krant eenzijdig en vooringenomen bericht over het Midden-Oosten. Een grote grief van Moll is de onderbelichting van het extremistische karakter van de Palestijnse verzetsbeweging Hamas. Voor het alom in de Arabische wereld heersende antisemitisme hebben zijn ex-collega’s geen oog, betoogt hij in zijn boek.
Moll heeft er geen vrienden mee gemaakt in zijn vroegere werkkring. Vorige maand hield hij een lezing aan de rechtenfaculteit van de Universiteit Leiden. Oud-adjunct Sjoerd de Jong, tegenwoordig ombudsman van NRC Handelsblad, weigerde Moll de hand te schudden. De handenweigeraar nam wel — op persoonlijke titel – actief deel aan de discussie. De Jong is teleurgesteld in Molls boek. “Hij vergeet stukken die hij nota bene zelf heeft geschreven. Hij laat systematisch dingen weg, zoals Vandermeersch heeft aangetoond in zijn reactie op Molls boek. Als de stapels van brieven die klagen over pro-Israëlische en pro-Palestijnse berichtgeving even hoog zijn, doet de krant het niet zo slecht.”
Zelf heb ik een niet helemaal willekeurige greep gedaan uit de beweringen van Moll door ze te checken op zaken, die ik goed kan nagaan. De auteur stelt dat het antisemitische karakter van Hamas nooit duidelijk door de NRC is benoemd. Die bewering heb ik gecontroleerd op een essentieel punt. Een opvallend onderdeel van het Handvest van deze beweging is namelijk de verwijzing naar de Protocollen van de Wijzen van Zion – het antisemitische verzinsel van de tsaristische geheime dienst dat nog altijd een rol speelt in diverse complottheorieën. Over artikel 32 van het Hamas-Handvest is inderdaad nooit iets geschreven in de nieuwsberichten, achtergrondartikelen en boekbesprekingen over Hamas. Slechts één keer in de afgelopen 20 jaar kwamen de Protocollen ter sprake in verband met de islamitische verzetsbeweging. Dat gebeurde in  een opiniestuk op 16 november 2009 van de Clingendaeler Arnold Pijpers. Hij betoogde daarin — tegen de politieke trend van de NRC in – dat er beslist niet moet worden gepraat met Hamas.
Een ander verwijt van Moll is dat niemand bij de NRC ooit moeite heeft gedaan om zich goed te verdiepen in Yusuf al-Qaradawi, de geestelijk leider van de Moslimbroederschap, de politiek-religieuze beweging die in veel landen in het zadel lijkt te komen als gevolg van de Arabische Lente. Ook hiervoor ben ik in de databank gedoken. Door de jaren valt zijn naam 34 keer in de kolommen van NRC Handelsblad. Dat is weinig voor iemand, die – hoe je ook over hem denkt – groot gezag heeft in de islamitische wereld en met enige overdrijving wel eens ‘de paus van de moslims’ is genoemd. In de nasleep van de Arabische Lente actief bemoeit Qaradawi zich intensief met de ontwikkelingen in Egypte, Libië, Syrië en Tunesië, en wordt hij genoemd als bemiddelaar in vredesbesprekingen met de Taliban.
De NRC-lezer maakt voor het eerst kennis met de invloedrijke moslimleider in de nasleep van 11 september, waarin Qaradawi de jihad van Osama bin Laden en de aanslagen in New York scherp afkeurt. Correspondent Joris Luyendijk schrijft overigens op 13 oktober 2001 vanuit Qatar dat Qaradawi zelfmoordaanslagen tegen Israël wel degelijk goedkeurt als ‘legitieme zelfverdediging tegen de Israëlische bezetting’.
Als er drie jaar later ophef ontstaat over een voorgenomen bezoek aan Groot-Brittannië, meldt de krant dat Qaradawi in het Midden-Oosten ‘een gematigd theoloog’ wordt genoemd. Er volgt een reportage uit Londen van buitenlandredacteur Carolien Roelants (22 juli 2004) waarin zij de gematigdheid van Qaradawi benadrukt en ook de aandacht vestigt op de nog ‘interessantere’ spreker Tariq Ramadan. Later in dat jaar (11 september 2004) besteedt Roelants niettemin aandacht aan de Saoedische journalist Abdul Rahman Rashid, die Qaradawi allerminst als gematigd beschouwt maar juist als aanstichter van internationale islamitische terreur omschrijft. Roelants schenkt ook aandacht aan een Qaradawi-fatwa, die het vermoorden en ontvoeren van Amerikaanse burgers in Irak goedkeurt. Maar op 11 december 2004 figureert de sjeik weer prominent in een verhaal over goedaardige hervormers in het Midden-Oosten. In het wisselende perspectief van de NRC-redactrice is de voorman van de Moslimbroeders zowel een gematigde hervormer als een inspirator van terreuraanslagen.
De NRC laat volledig verstek gaan bij Qaradawi’s zeer antisemitische preken van januari 2009, waarin de geestelijke onder meer beweert dat Allah via Hitler de Joden heeft gestraft voor hun ‘verdorvenheid’. Over zijn komst naar Cairo aan het begin van de Egyptische revolutie, waar hij de massa toesprak op het Tahrirplein, leest de NRC-abonnee vrijwel niets. Opnieuw brengt de opiniepagina uitkomst. Want daar geeft de Brit Walter Laquer inzicht in de denkbeelden van Qaradawi. Hij waarschuwt voor een ongeremd enthousiasme over de Arabische Lente. Het blijft een eenmalige waarschuwing.
Op dit punt heeft Hans Moll dus voor een flink deel gelijk. Hij stelt verder vast dat zijn krant niet in actie kwam na de verschijning van het boek De moslim bestaat niet van programmamaakster Samira Abbos (voorjaar 2007). Daarin noemde Ahmed Marcouch, op het moment van verschijning PvdA-stadsdeelvoorzitter in het Amsterdamse stadsdeel Slotervaart, Qaradawi ‘een boegbeeld voor de samenleving’ en ‘een grote wetenschapper’. Abbos had het interview met Marcouch twee jaar eerder afgenomen toen hij nog woordvoerder was van een moskeeorganisatie. In die functie heeft hij ook geprobeerd om gemeentelijke subsidie te krijgen voor de komst van Qaradawi naar Amsterdam. Dat was een volgende primeur van de Telegraaf, waar de NRC ook al niet over berichtte. Sindsdien is Marcouch over dit onderwerp ondervraagd door De Pers, het Parool en de Telegraaf, maar nooit door NRC Handelsblad. In februari 2009 nam Marcouch in de Telegraaf duidelijk afstand van Qaradawi’s antisemitische haatpreken, maar ook dat bleef buiten het gezichtsveld van de NRC-redacteuren en -lezers.
Tijdens haar lezing gaf Etty hoog op over de onderzoeksjournalistiek van de NRC, die ver zou uitsteken boven die van de niet-kwaliteitskranten. Het was echter niet de NRC maar de Telegraaf die in maart 2007 onthulde, dat de Moslimbroederschap vertegenwoordigd was in de besturen van de Westermoskee in Amsterdam en de Essalam-moskee in Rotterdam. Niet een speurder van de NRC, maar een verslaggever van de Telegraaf legde afgelopen voorjaar de hand op de notulen van de Nederlandse deelnemers aan de tweede Gazavloot. Mede als gevolg daarvan weigerden Trouw, Radio Nederland Wereldomroep en opiniesite Joop om zich in te schepen, omdat de Nederlandse organisatie geen opheldering gaf over de bemoeienissen van Moslimbroeder Amin Abou Rashed. Voor de NRC-lezers bleef dit alles onbekend.
Je kunt de Telegraaf verwijten dat ze dergelijke onthullingen sensationeel en schreeuwerig brengt. Maar de zelfbenoemde kwaliteitsjournalisten van de NRC onderzoeken op dit gebied helemaal niets, nada, nothing. Ze speculeren liever mee over de Indische wortels of buitenlandse vrienden van Geert Wilders. Op zich prima, als het onderzoek zonder inkleuring vooraf zou gebeuren. Moll turfde in een bespreking van het laatstgenoemde artikel de volgende kwalificaties: radicale vrienden, conservatieve activisten, haviken, neo-cons, conservatieven, neoconservatieve haviken, de uiterste rechterflank, conservatieve denktank (3x), conservatief Amerika, neoconservatieve intellectueel, right wing, conservatieve Geller, de rechterflank, Amerikaanse conservatieven, conservatieve aanhangers, ‘neo-con’, conservatieve denkers (2x), conservatieve frontpage, extreem rechtse parlementariërs, (uiterste) rechterzijde, conservatieve gevecht, conservatieven, conservatieve element, conservatieve conferentie, fundamentalisten, conservatieve logica en de conservatieve American Freedom Alliance. Moll: “Wie nog dacht dat Wilders er linkse sympathieën op na zou houden, is na dit artikel uit de droom geholpen.”
In zijn reactie op Moll zegt Vandermeersch, dat zijn krant wel degelijk aandacht besteedt aan islamkritische boeken. Van de dertien door Moll genoemde titels zijn er drie besproken, terwijl de denkbeelden van de andere tien aan bod zouden zijn gekomen in zijn krant. Helaas voor ‘de Belg’, op dit punt kletst hij maar wat raak. Bij het grondig doorspitten van de databank kwam ik geen enkel artikel dat serieus informatie gaf over de tien onbesproken auteurs. Vandermeersch noemde als voorbeeld Wim Kortenoeven, tegenwoordig PVV-Kamerlid, maar destijds nog medewerker van het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI). Hij is de auteur van een in 2007 verschenen boek over Hamas. In een reportage over de afkalvende sympathie voor Israël (Jannetje Koelewijn, 5 augustus 2006) kwam het woord Hamas niet eens voor. Veelzeggend is dat de krant een week later een opiniestuk van Kortenoeven publiceerde, waarin hij klaagde over het uit hun verband rukken van uitspraken, fout citeren en weglaten van essentiële informatie. Normaal komen klagende ge-interviewden niet verder dan een vijfregelig ingezonden briefje. Het toestaan van een uitgebreid weerwoord van Kortenoeven is een veeg teken. Zoiets heet een verkapte rectificatie.
Moll heeft al met al een nuttig boek geschreven. Toch lukt het de NRC vrij gemakkelijk om de aanval af te weren. Dat komt niet alleen doordat Moll soms verzandt in details die voor de leek moeilijk te volgen zijn. Daarnaast is hij bij vlagen slordig. Als je de Geboortekerk van Bethlehem naar Jeruzalem verplaatst, doet dat niets af aan de strekking van je boek, maar geef je de tegenstanders wel een wapen in handen. Moll graaft tenslotte niet diep genoeg naar de achterliggende oorzaken van het nuanceverlies bij de NRC. Hij zoekt de aanleiding bij de terreuraanslagen van 11 september 2001. Als reactie daarop ging de krant in zijn ogen partij kiezen vóór de islam en de multiculturele samenleving. Maar hij heeft geen verklaring over het waarom van die keuze.
Laat ik zelf een voorzichtige poging doen. Ik denk dat het alles te maken heeft met het rekruteringsproces. Nieuw redactioneel bloed bij de academisch getinte NRC komt vooral van universiteiten, waar studenten worden gekneed in het wereldbeeld van ‘ons soort mensen’. Daar bestaat weinig inzicht in vinexwijken en Vogelaarbuurten; en nog minder feeling met hun bewoners. Dit academische milieu is de kweekvijver van conformistische journalistiek. Of zoals een Leidse student bij de lezing van Moll zei: “U had ook een dergelijk boek kunnen schrijven over de NRC en de Europese Unie, de NRC en de Amerikaanse verkiezingen of de NRC en het klimaatdebat.”
Vooralsnog is de NRC Handelsblad niet blij met het klokkenluiderswerk van de oud-redacteur, hoewel de krant een stevige (figuurlijke) por in de ribben goed kan gebruiken. Eind vorig jaar nog ging Folkert Jensma (van het bovengenoemde Fortuyn-commentaar) opnieuw in de fout door PVV-ideoloog Bosma te betichten van het aanleggen van lijsten voor een aanstaande zuivering. De oud-hoofdredacteur ging daarbij geheel af op een — door Vandermeersch geweigerde (‘er stond al een stuk over Bosma in de krant’) maar wel op de NRC-website gepubliceerde – column van Etty. Hij verzuimde — in tegenstelling tot bijvoorbeeld Trouw-columnist Sylvain Ephimenco – om het boek van Bosma zelf te raadplegen. Gevolg: eerst een halfhartige rectificatie door Jensma en vervolgens het onvermijdelijk pak slaag van Bosma. Zijn uitsmijter: “NRC Handelsblad schrijft graag dat Nederland in zichzelf is gekeerd vanwege de PVV. De waarheid is dat NRC’s politiek-correcte columnistenbestand in zichzelf is gekeerd. Men schrijft elkaar over en praat elkaar klakkeloos na.”
Zoiets kan natuurlijk de beste overkomen. Ernstiger wordt het als een organisatie volhardt in het verwerpen en wegzetten van critici. In die fase is NRC Handelsblad beland.