Over de visumuitgifte gaat de overheid, niet een religieus overlegorgaan

Door Carel Brendel, 4 maart 2015

Uit een haatpreek van Muhammad Hassan.

Uit een haatpreek van Muhammad Hassan.

De gisteren gepubliceerde brief van de ministers Lodewijk Asscher en Ivo Opstelten en een begeleidend schrijven van anti-terreurbaas Dick Schoof hebben geen eind gemaakt aan het labbekakkengala rond de in Rijswijk geweigerde haatpredikers.

Het weigeren van een visum voor predikers – uit visumplichtige landen – die oproepen tot haat en geweld was dus al lang een onderdeel van het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme, zo lees ik. Maar toen de haatimams daadwerkelijk aanklopten voor een stempel in hun paspoort, hadden Nederlandse ambassademedewerkers niets in de gaten.

“Van sommigen van hen is bekend, dat zij in contact staan met radicaal-islamitische personen en organisaties,” schrijft NCTV-chef Schoof. Maar het was niet bekend bij Onze Man in Caïro. En ook niet bij Onze Man in Koeweit. De regering greep pas in na de ophef in de media, na de publicaties door GeenStijl en de Telegraaf.

Schoof adviseerde mede op grond van “verschillende incidenten rond moslims en gebedshuizen”. In plaats van deze bedreigers en vernielers op te sporen en aan te pakken, wat inderdaad een hoop onrust zou wegnemen, worden deze incidenten aangegrepen om de visumfouten te herstellen.

Nog steeds weten we niet welke predikers niet binnen mochten komen. Door hierover te zwijgen en geen man en paard te noemen, versterken Asscher en Opstelten de organisatoren in hun verongelijktheid en slachtofferdenken.

In de discussie over het Rijswijkse gala kom ik veel misverstanden tegen over het fenomeen visum. Visumverstrekking gaat niet over de vrijheid van meningsuiting, maar over een heel andere, zeer cruciale vraag: Wie willen we in ons land over de vloer hebben? Niet iedereen dus. Daarom is juist een visum verplicht gesteld voor de inwoners van bijna honderd landen.

Veel mensen denken dat het verlenen van een visum niet meer dan een formaliteit is, een automatisme. Zo gaat dat inderdaad met de westerse vakantieganger die een maandje naar een exotisch land wil. Hij geeft zijn paspoort af aan een reisbureau of visumcentrale. Enkele dagen krijgt hij het terug met een fraai stempel op bladzij 30.

Richting Fort Europa werkt dat niet zo. De visumaanvrager heeft een uitnodiging plus een financiële garantie nodig van een vriend, familielid, bedrijf of universiteit. Als hij voor de eerste keer naar Nederland wil komen, is er eerst een gesprekje op de ambassade. Daar willen ze weten wat de gast komt doen, waar hij logeert en vooral hoe groot de kans is dat hij op tijd weer naar huis gaat en niet de illegaliteit induikt.

Zo nodig laat de ambassade een onderzoek instellen of het verhaal van de visumaanvrager wel klopt. Bij twijfel gaat er een dikke streep door het visum. Dat alles omdat de aanvrager “geen gevaar mag betekenen voor de openbare orde, nationale veiligheid en internationale betrekkingen”.

Waarom twijfelt ambassadepersoneel wel bij de toelating van arme sloebers uit Togo en Oekraïne, en kennelijk niet bij het binnenlaten van sjeiks die de jihad ondersteunen en de haat tegen Joden aanwakkeren?

Er is nu sprake van een “lijst van haatimams” die we beter buiten de deur kunnen houden. Yassin Elforkani, woordvoerder van het Contactorgaan Moslims en Overheid (CMO) bood eerder al aan zo’n lijst te maken naar aanleiding van de komst naar Helmond van de rondreizende Belgische prediker Alami abu Hamza, naar verluidt de inspirator van enkele ISIS-strijders uit Verviers. (Als Abu Hamza de Belgische nationaliteit heeft, kan niemand hem weren. Voor hem geldt dan de vrijheid van meningsuiting binnen de grenzen van de wet, zoals die geldt voor iedereen met een verblijfstitel.)

Elforkani wil moskeeën adviseren over ongewenste imams. Het staat de CMO-woordvoerder vrij om tips aan zijn achterban te geven, al vraag ik me af of dat zal helpen. Kennelijk helpt het al niet in Elforkani’s eigen Omar al-Farouk-moskee waar de omstreden sjeik Fawaz Jneid sinds kort op de preekstoel staat.

Het CMO vertegenwoordigt 380 van de 450 moskeeën in Nederland. Maar deze moskeekoepel heeft juist geen draagvlak in de salafistische sector waar de haatpredikers opereren.

Het CMO wil ook de immigratiedienst IND adviseren, “zodat dit soort radicalen geen visa krijgen”. Pardon? Als er iets ongewenst is, dan is het wel de bemoeienis van religieuze organisaties met de visumverstrekking door de Nederlandse regering. Het bepalen wie wel of niet het land binnenkomt, is bij uitstek een overheidstaak. Het is zeker geen taak voor imams en moskeebestuurders.

Salah Sultan vertelt op een Hamas-zender dat Joden matses maken van het bloed van christenen.

Salah Sultan vertelt op een Hamas-zender dat Joden matses maken van het bloed van christenen.

Daarnaast is het de vraag wat de adviezen van het CMO waard zijn. In mei 2010 zat Elforkani in de organisatie van een congres van de Nederlandse Moslimbroeders. Een van de sprekers daar was de Egyptische haatzaaier Salah Sultan, verkondiger van het verhaal dat Joden matses maken van het bloed van christenen. Elforkani vertelde later dat hij toen niet door had wat voor vlees hij in de kuip had. Zo’n inschattingsfout maakt hem niet bepaald geschikt als Rijksadviseur voor de Toelating van Haatimams.

Terecht houdt de regering de zaak in eigen hand, al is het de vraag of je met een lijst moet werken, of gewoon beter per individueel geval kunt beoordelen. Nu klaagt Elforkani opeens dat “het niet aan het kabinet is om de theologische grenzen te bepalen”.

Inderdaad. Maar het kabinet bepaalt maatschappelijke, geen theologische grenzen. Het kabinet weert (althans dat is bedoeling) duistere types die het jihadisme steunen en tot geweld tegen Joden oproepen. Als jihadisme en Jodenhaat zijn vastgeklonken aan hun theologie, dan hebben de haatimams pech en blijft de deur dicht.

Stel dat de neonazi’s van Stormfront een liefdadigheidsfeest organiseren en daarvoor een Ku Klux Klan-type uit een visumplichtig land uitnodigen. Die haatzaaier komt toch ook niet het land binnen met als argument dat het rondlopen in witte puntmutsen en het neerzetten van brandende kruisen in iemands tuin nu eenmaal een onderdeel zijn van zijn theologie?