November 2004: links kritiekloos aan het sleeptouw van René Danen

Door Carel Brendel, 2 november 2011


2 november 2004. Op het wegdek van de Linnaeusstraat lag het ontzielde lichaam van Theo van Gogh. Enkele straten verder arresteerde de Amsterdamse politie de terrorist Mohammed Bouyeri, de dader van de brute moord op de cineast en columnist. Nederland beleefde schokkende dagen. In de nasleep ervan deed de Haagse politie een inval in een woning in het Laakkwartier, waarbij ze door de aanwezige leden van de Hofstadgroep, het terreurnetwerk rond moslimextremist Bouyeri, werd ontvangen met een handgranaat. Nederland was in rep en roer. In Amsterdam bleef het relatief rustig. In de buitengewesten werden moskeeën en islamitische gebouwen het doelwit van brandstichtingen en vandalisme. Ook in enkele kerken werd brand gesticht.

De Deense krant Politiken waarschuwde voor een scenario zoals in de Duitse Kristallnacht van 1938. Toch waren er wezenlijke verschillen. In 1938 gaf een nationaal-socialistisch regime zelf de opdracht aan haar gewapende stoottroepen om los te gaan tegen de Joodse bevolkingsgroep. Geüniformeerde stoottroepen konden in Hitler-Duitsland moorden en plunderen zonder dat hen ook maar iets in de weg werd gelegd. De terreurnacht vormde de aanloop tot een serie antisemitische maatregelen.

Het Nederlandse geweld van 2004 kwam daarentegen van losgeslagen individuen en groepjes, overtreders van de strafwet. De brandstichtingen en vernielingen werden algemeen afgekeurd, door alle media en door alle politieke partijen. Premier Jan Peter Balkenende haastte zich naar een uitgebrande school in Uden om daar zijn medeleven met de plaatselijke moslims te betuigen. Hij woonde later het Suikerfeest bij in een moskee in Eindhoven. Koningin Beatrix maakte een vorstelijk gebaar door een debat in het Marokkaanse jongerencentrum Argan in Amsterdam bij te wonen.

Als er al mensen in de steek werden gelaten in november 2004, dan was dat de rouwende familie Van Gogh, en niet de Marokkaanse gemeenschap. Elke gewelddaad tegen een moskee is er één te veel. De Nederlandse autoriteiten deden er echter alles aan om te voorkomen dat de woede werd afgereageerd op mensen die niets met de moord op Van Gogh te maken hadden. Van een georganiseerde ‘hetze’ was geen sprake.

In deze opgewonden sfeer besloten de Internationale Socialisten (IS) desondanks tot de oprichting van het comité Stop de Hetze!, dat later werd omgedoopt tot Samen tegen Racisme. De drijvende krachten in de initiatiefgroep waren IS-kopstuk Miriyam Aouragh en het ex-raadslid René Danen, beiden ook actief in de ‘antiracistische’ stichting Nederland Bekent Kleur.

De trotskisten deden in deze periode behoorlijk van zich spreken. In 27 maart 2004 was er de herdenking van de door Israël geliquideerde sjeik Achmed Yassin, de oprichter van de terreurbeweging Hamas. Aouragh hield er een opruiende toespraak, waarop de menigte het spreekkoor ‘Hamas, jihad, Hezbollah!’ inzette. In augustus 2003 sprak Aouragh op het Mercatorplein in Amsterdam-West bij een demonstratie tegen racistisch politiegeweld. Haar uitnodiging om nog even te winkelen werd door een klein deel van de betogers opgevat als een sein voor een plundertocht langs buurtwinkels.

Stop de Hetze! gaf in haar eerste oproep een nogal eenzijdige kijk op de gebeurtenissen. De moord op Van Gogh was ‘afschuwelijk’, maar daar eindigde de compassie. Geen woord was er over de doodsbedreigingen aan het adres van VVD-Kamerlid Ayaan Hirsi Ali en ex-VVD’er Geert Wilders (toen nog een afgescheiden eenmansfractie). Een uitspraak over ‘oorlog tegen het islamitische extremisme’ van vice-premier Gerrit Zalm werd totaal uit zijn verband gelicht. Terwijl gezagsdragers juist voortdurend onderstreepten dat de gewone moslims niets te maken hadden met extremisme of fundamentalisme, beweerde Stop de Hetze! dat achter elke moslim een fundamentalist werd gezocht. De verklaring speelde perfect in op wat schrijver Hafid Bouazza treffend betitelde als de ‘constante verongelijktheid’ onder Marokkaanse jongeren.

De oproep van Stop de Hetze! Kreeg steun van de gebruikelijke bondgenoten van de Internationale Socialisten, zoals Anja Meulenbelt en Mohamed Rabbae. Maar tekenend voor de geringe crisisbestendigheid was dat ook politici van naam lieten zich meeslepen in het door Danen en zijn trotskistische vrienden uitgedragen beeld van de gebeurtenissen: Femke Halsema (GroenLinks), Lousewies van der Laan (D66) en Harry van Bommel (SP).

We zijn nu zeven jaar verder. Halsema neemt de telefoon niet meer op als Danen haar handtekening wil hebben onder een pamflet. Ahmed Marcouch, die de oproep destijds ondertekende als moskeewoordvoerder, geeft tegenwoordig het goede voorbeeld door als PvdA-Kamerlid alle vormen van wangedrag aan te pakken, ongedacht de afkomst van de daders. Rabbae, de eeuwige bondgenoot van Danen, is bij GroenLinks persona grata door zijn onbeholpen optreden in het proces-Wilders.

De trotskisten klagen luidkeels dat linkse politici wegblijven van hun manifestaties. Ondanks de hysterische oprispingen rond hoogoplopende kwesties dringt bij verstandige politici steeds meer het besef door dat verbieden en procederen niet de aangewezen weg is om het debat over de islam te voeren. René Danen is uitgekakt. Hardnekkig houdt hij vast aan zijn laatste speeltje, de kaping van de herdenking van de Kristallnacht. Toch blijft het merkwaardig dat Nederlandse politici tijdens de crisis van november 2004 kritiekloos aan het sleeptouw van extreemlinks gingen hangen.