Omvang van moslimfundamentalisme valt niet weg te nuanceren

Door Carel Brendel, 17 december 2013

Wilders op bezoek in de Haagse Schilderswijk na berichten over de "shariadriehoek".

Wilders op bezoek in de Haagse Schilderswijk na berichten over de “shariadriehoek”.

‘Het moslimfundamentalisme in West-Europa is geen marginaal fenomeen.’ Deze ‘ontdekking’ viel afgelopen vrijdag in de bus bij de niets vermoedende lezers van NRC Handelsblad. De krant van links-liberaal probleemontkennend Nederland berichtte over een onderzoek van socioloog Ruud Koopmans, de Nederlandse directeur van de onderzoeksgroep migratie van het WZB onderzoekscentrum in Berlijn.

Koopmans & Co. hielden een telefonische enquête onder moslims in zes Europese landen, waaronder Nederland. De uitkomst was dat twee derde van de ondervraagden aangaven dat ze hun religieuze wetten belangrijker vonden dan de wetten van het land. Driekwart van de onderzoeksgroep vond dat er maar één mogelijke interpretatie van de Koran is.

Opvallend was verder dat Nederlandse moslims zich strenger in de leer toonden dan Duitse, terwijl moslims in Duitsland minder rechten hebben dan Nederlandse. Deze uitkomst gaat, aldus Koopmans, in tegen de theorie dat fundamentalisme een gevolg is van ‘institutionele uitsluiting’. In een samenvatting van zijn onderzoek verwierp hij ook andere vaak genoemde oorzaken, zoals stress door migratie en sociaal-economische marginalisatie. Anders dan sommige hardcore islamcritici vindt Koopmans (terecht) dat fundamentalisme niet inherent is aan deze religie. De meeste Turkse Alevieten en een aanzienlijke minderheid van de Soennitische moslims koestert liberale geloofsopvattingen, die vergelijkbaar zijn met de onder christenen gangbare kijk op religie.

Om vergelijkingsmateriaal te vergaren had het WZB ook vragen gesteld aan niet-moslims. Daar waren de uitkomsten sterk verschillend. Zo vindt slechts 13 procent van de christenen de religieuze regels belangrijker dan de wetten van het land, en vindt maar 20 procent dat de Bijbel maar op één manier kan worden uitgelegd.

In een toelichtend vraaggesprek met NRC Handelsblad uitte Koopmans zijn zorgen. Hij zag verontrustend hoge percentages moslims met een negatief beeld van joden en homo’s. Maar liefst 45 procent van de Europese moslims heeft het idee dat het Westen er op uit is om de islam te vernietigen. Koopmans vreest dat deze vijandbeelden een voedingsbodem kunnen vormen voor geweld. Het omgekeerde beeld, dat de islam uit is op de ondergang van het Westen, leeft overigens bij 23 procent van de ondervraagde moslims.

Koopmans in NRC Handelsblad: “Natuurlijk is maar een fractie van alle miljoenen moslims in Europa bereid om over te gaan tot geweld. Maar we hebben op dit moment uit heel West-Europa zo’n 2.000 jihadstrijders die in Syrië leren omgaan met zware wapens. Als die waarschijnlijk getraumatiseerd terugkomen, is dat iets om je zorgen over te maken.”

De inkt was nog niet droog of het wegpraten en nuanceren kon beginnen. Was een telefonische enquête wel betrouwbaar? Natuurlijk niet. Aan elke onderzoeksmethode kleven bezwaren. Maar wie de moeite neemt om de NRC-reservaten te verlaten en een kijkje neemt in de buitenwijken van de grote en middelgrote steden, zal begrijpen dat de cijfers van Koopmans niet helemaal uit de lucht komen vallen.

Kun je fundamentalisme dan van de buitenkant zien? Nee, de sociologie beschikt gelukkig niet over gedachtenlezers. Maar religieus fundamentalisme gaat gepaard met strenge kledingvoorschriften en die zijn wel degelijk zichtbaar. Niemand kijkt er van op dat er in de Jeruzalemse wijk Meah Shearim meer hoge hoeden en pijpenkrullen te vinden zijn dan in de zakenwijk van Tel Aviv. In Tiel en Holten lopen minder vrouwen met lange jurken rond dan in Kesteren en Rijssen. In de Haagse Schilderswijk en in Amsterdam-Slotervaart vind je meer bebaarde mannen in djellaba’s en stevig in hijabs verpakte vrouwen dan in Bezuidenhout en Oud-Zuid.

In de discussie gaat het vaak over het ‘hoofddoekje’, waarbij sommige mensen weten te vertellen dat hun moeder of oma er ook wel eens één droegen als ze de ramen lapten, overigens nooit als religieuze verplichting er in gehamerd door geestelijken, vaders of broers. Maar los daarvan, de term ‘hoofddoekje’ is inmiddels volstrekt achterhaald als het gaat om de streng-islamitische omvangrijke hoofdbedekkingen, die in de afgelopen twintig jaar gangbaar zijn geworden onder streng gelovige moslima’s.

Een zinniger argument is dat fundamentalisme en islamextremisme twee verschillende zaken zijn, die beslist niet samen hoeven te vallen. Veel christelijke en islamitische fundamentalisten zijn vooral vroom, willen zo veel mogelijk volgens hun religie te leven, maar denken er met geen haar aan om zich met geweld tegen de wetten van het land te verzetten.

Een minder prettig bijverschijnsel van fundamentalisme is de neiging om sociale druk op minder orthodoxe geloofsgenoten uit te oefenen. Progressief Nederland heeft vele decennia gestreden om zich van de knellende banden van het ooit dominante christendom te ontworstelen. Nu de sociale druk terug is van weggeweest, maar dan onder een groep met wie ze maar weinig contact hebben, nu staan de hemelbestormers van weleer vooraan bij het goedpraten en wegnuanceren.

Koopmans bezondigt zich daar niet aan. Hij nuanceert wel, maar niet weg. In de laatste alinea van een begeleidend artikel schrijft hij: “Hoewel relatief gezien fundamentalisme en vijandbeelden veel meer aanwezig zijn onder moslims, zijn er in absolute aantallen net zo veel christelijke als moslimfundamentalisten in West-Europa. De grote meerderheid van homofoben en antisemieten bestaat uit autochtonen.”

Deze “geruststelling” doet niet af aan zijn zorgen. Hij ziet een samenhang tussen fundamentalisme en vijandbeelden tegen homo’s, joden en het Westen in het algemeen. Koopmans: “Die samenhang moet een bron van zorg zijn voor politici en moslimleiders.” Verderop schrijft hij: “Natuurlijk moet religieus fundamentalisme niet worden gelijkgesteld aan de bereidheid om geweld goed te keuren of zelfs over te gaan tot religieus gemotiveerd geweld. Maar gezien de sterke samenhang met vijandbeelden, is het waarschijnlijk dat religieus fundamentalisme een voedingsbodem vormt voor radicalisering.”

Hier ligt overigens ook mijn persoonlijke bron van zorg. Het vijandbeeld tegen het Westen, c.q. het idee dat het Westen een oorlog voert tegen de islam, is de afgelopen decennia juist van alle kanten gevoed, vanaf de kansel, op internet of via de satellietschotel. ‘Islamofobie’ is een leerstuk geworden van de politieke islam — van de in de 20ste eeuw ontstane radicale stromingen zoals de Moslimbroederschap, die de religie islam tot onderdeel hebben gemaakt van hun politieke ideologie.

Deze voeding kwam ook uit politieke hoek. Allereerst van de kant van de PVV en aanverwante partijen uit het buitenland, die moslims juist hebben versterkt in het idee dat iedereen tegen ze is. Het lijkt er steeds meer op dat islamisten en de counterjihadi’s elkaars vijandbeeld versterken en bijna niet meer zonder elkaar kunnen. Daarom beschouw ik de counterjihadi’s niet als bondgenoten in de strijd voor een vrije samenleving, en ben ik positief over het vertrek van Tommy Robinson bij de English Defense League.

De PVV is niet de enige die het vijandbeeld versterkt. Minstens zo verantwoordelijk daarvoor zijn de “antiracisten”, de islamofobieroepers en de partijen die moslims wijs maken dat hun religieuze vrijheid in direct gevaar is gekomen door Wilders. Ook al telt het land 450 moskeeën, die vrijwel niets in de weg wordt gelegd, ook al komt er nul komma nul terecht van Wilders ideeën over kopvoddentaks en Koranverbod, desondanks blijven ze de term “islamofobie” misbruiken. Zo steunen ze gewild en ongewild de propaganda van de Moslimbroeders en de Organisatie van de Islamitische Conferentie (OIC), de door Saoedi-Arabië aangevoerde club van religieuze dictaturen en vrijheidsbestrijders.

Maar zoals de islamisten en de Wilderianen niet meer zonder elkaar als vijand kunnen, zo kunnen de “antiracisten” niet meer zonder Wilders. Trouwens, “islamofobie!” roepen vindt ook plaats in landen waar groeperingen als de PVV of de EDL geen enkele rol van betekenis spelen.

Stel dat Geert Wilders en Flip Dewinter er morgen mee nokken. Stel dat de EDL zichzelf opheft. Stel dat GeenStijl Annabel Nanninga met ziekteverlof stuurt en de Bottehond acuut stopt met twitteren. Stel dat Pamela Geller en Joost Niemöller collectief hun blogs opdoeken. Dan nog zullen islamisten en “antiracisten” onverminderd blijven miepen over “islamofobie”.