Inhuldiging in rustig Amsterdam
Door Carel Brendel, 27 april 2013
Journalistieke herinneringen aan 30 april 1980
Een paar dagen voor 30 april zaten we met zijn allen in de kamer van Herman Sandberg. Met onze hoofdredacteur namen we voor de laatste keer het draaiboek door voor de inhuldiging van koningin Beatrix. In verband met deze ‘kroning’ en de mogelijke rellen in ons bolwerk Amsterdam waren alle verloven ingetrokken. Het land zat op slot wegens Koninginnedag, maar het Parool zou gewoon verschijnen. Een lastige opgave. De eerste editie, voor de slinkende lezersgroep buiten de hoofdstad, zou al ergens in de ochtend sluiten. Daarnaast was er tot het begin van de middag een beperkte mogelijkheid om het laatste nieuws mee te nemen in de stadseditie. “Als we de krant afsluiten, weten we nog niet goed hoe de rest van de dag zal verlopen,” oreerde Sandberg. “We moeten er daarom voor waken om een openingskop te maken met een voorspellend karakter.”
De taakverdeling stond al maanden vast. De ervaren krachten van de algemene verslaggeving waren aangewezen voor het officiële gedeelte van de inhuldiging, het programma in het Koninklijk Paleis en de Nieuwe Kerk. Ze waren lang geleden aangemeld bij de Rijks Voorlichtingsdienst (RVD). Voorzien van de juiste pasjes kregen ze toegang tot de streng afgegrendelde binnenste ring rond de Dam. De ‘jonge honden’ van de stadsredactie stonden paraat voor het grote volksfeest in de stad, en voor de algemeen verwachte straatrellen.
Dat er opstootjes zouden komen, stond vast. De vraag was alleen: zouden de rellen een onuitwisbaar stempel op het Oranjefeest drukken. Voor de activisten hadden koningin Juliana en prinses Beatrix hun troonswisseling niet beter kunnen timen. ‘Geen woning, geen kroning’ was al maanden lang de leus. De anarchistische kraakbeweging beleefde in 1980 haar hoogtepunt.
Kort na mijn overstap van de sport- naar de stadsredactie zag ik hoe de Mobiele Eenheid in de pan werd gehakt bij een kraakactie in de Vondelstraat. Een ongekende gebeurtenis, want bij eerdere botsingen werden juist de krakers afgedroogd door de mannen met de lange lat. “Dit laten ze nooit meer gebeuren, “ voorspelde collega Theo Gerritse. Samen met hem en Corrie Verkerk stond ik op een trap tegenover het kraakpand, buiten het bereik van ME-wagens die wild zigzaggend het strijdtoneel ontvluchtten.
Daarna ontstond er op vrijdagavond achter de haastig opgeworpen barricades een anarchistische vrijstaat. Een weekeind lang regeerde de macht van de straat in dit kleine stukje van Amsterdam-West. Het Gezag herpakte zich pas op maandagochtend. Bulldozerende tanks schoven de wegversperringen aan de kant.
De kraakbeweging was anarchistisch, radicaal en gedroeg zich steeds militanter. Symbool van het verzet was De Groote Keijser, een monumentaal pand aan de Keizersgracht. De krakers kondigden hevig verzet aan tegen een mogelijke ontruiming. De overheid wist niet precies wie de eigenaar was. Keer op keer dreigde er een ontruiming. Hele nachten postten we in de omgeving van het omstreden kraakpand. Een gelukkige omstandigheid was dat een Parool-collega recht tegenover het bolwerk woonde, zodat we niet de halve nacht op straat hoefden rond te hangen. (Het pand werd later aangekocht door de gemeente en verbouwd ten behoeve van de krakers.)
In het begin kon de kraakbeweging overigens nog op een zekere sympathie rekenen bij het Amsterdamse publiek. Iedereen had te lijden onder de woningnood. Als gevolg van speculatie stonden talloze panden langdurig leeg. Aan het begin van een kraakactie toonde de beweging meestal een beminnelijk gezicht. Vriendelijke jongens en meisjes — vaak sprekend met een zachte g — probeerden overlast in de buurt te voorkomen. Dat veranderde doorgaans als er een ontruiming dreigde. Dan namen de hardere en zeer irritante krachten het omstreden pand over. Types als kraker Jack en kraker Theo, de aanvoerders van de ‘Politieke Vleugel’, die steunde op een onverzoenlijke kraakgroep uit de Staatsliedenbuurt.
Als leden van de ‘burgerlijke pers’ hadden we niet de comfortabele positie van actiezender Radio Stad Amsterdam. We waren geen onderdeel van de kraakbeweging, zoals radioman Stan van Houcke, die de gevechten in de Vondelstraat mocht volgen vanaf het balkon van het gekraakte pand. Maar de krakers konden niet zonder publiciteit. Dus ook wij werden meestal getipt over acties. Mijn collega’s waren dan ook op 30 april ’s morgens aanwezig bij een ‘kraakfeest’ in de Bilderdijkstraat, waar de eerste — kortstondige – gevechten tussen politie en krakers uitbraken.
Een manifestatie later op de dag bij de Dokwerker — het verzetsmonument aan het Jonas Daniel Meijerplein — was ruim van tevoren aangekondigd. Het motto was: Helm hoofdzaak. Er kwamen in eerste instantie zo’n 2000 mensen op af. Veel betogers waren uitgerust met helmen, stokken en dikke jassen. “Hou de editie nog even open, want er gaat wat gebeuren,” riep ik door de portofoon naar de centraalpost, die werd bemand door Parool-veteraan Nico van der Maat.
Computers, mobieltjes, notebooks en internet waren nog onbekende begrippen in de krantenwereld. Voor het doorgeven van het laatste nieuws maakten we gebruik van speciaal voor 30 april gehuurde walkie-talkies. Het bereik was slechts enkele honderden meters. Vanaf de Dam of het Waterlooplein kon je nog net het Parool-bijkantoor op het Spui bereiken. Daar noteerde Nico alle nieuwsflarden van de rondzwervende verslaggevers. Die gaf hij op zijn beurt door aan de eindredactie.
Het ‘zwarte blok’ trok op van de Dokwerker naar het Waterlooplein — toen nog een grote zandvlakte op de plek waar later het Stadhuis/Muziektheater (de ‘Stopera’) zou worden gebouwd. De ME probeerde de actievoerders tegen te houden bij de Blauwbrug. Losliggend bouwmateriaal lag er volop op het Waterlooplein, met als gevolg dat de politie het zwaar te verduren kreeg. Een charge van bereden politie liep op een grote mislukking uit. Door gericht op één ME’er te mikken, wisten de krakers de agenten één voor één buiten gevecht te stellen.
Plotseling trokken de agenten zich terug van de Blauwbrug. Aanleiding tot de strategische terugtocht was vermoedelijk dat een deel van de activisten het Waterlooplein verliet en via de Oude Hoogstraat naar de Dam oprukte. Daar wisten ze tot zo’n 100 meter van de inhuldiging te komen. In de Volkskrant schreef Jaap Stam afgelopen week dat het niet veel scheelde of er was met scherp geschoten om de Dam vrij te houden van betogers.
Zelf volgde ik de rest van de betogers die ongehinderd de Amstelstraat instroomde. Via Rembrandtsplein en Munt trokken ze verder naar het Rokin. De voorste relschoppers kwamen tot halverwege de Dam en het Spui. Daar herpakte de politie zich. Door felle charges werden de betogers teruggedreven tot aan het Spui, vele uren lang de frontlijn tussen politie en krakers. De ME hield de meute op afstand met traangas. Telkens als dit was weggewaaid, waagden de grootste durfals zich naar voren om stenen te gooien naar de politielinie. Veel zinnige quotes kreeg ik niet. Zelfoverschatting was de norm. Zoals een van hen zei: “De revolutie is eindelijk uitgebroken. Het hele volk is in opstand.”
De stabilisatie van het ‘front’ bij het Spui betekende het einde voor de centraalpost. Alle ruiten van het Parool-kantoortje sneuvelden. Happend naar adem zocht Nico van der Maat een veilig heenkomen. Inmiddels was de laatste editie gesloten en daarmee het nut van de walkie-talkies. Zo af en toe zochten we een telefooncel of café op om de laatste berichten van het front door te bellen. Daar ontdekten we dat de ‘volksopstand’ zich in een beperkt gebied afspeelde. Terwijl het Rokin en de Oude Hoogstraat een groot slagveld vormden, vierde het volk onbekommerd vrijmarkt op het Koningsplein, in de Jordaan en in de rest van de stad. Terugdenkend aan de woelige dag schat ik dat in het overvolle Amsterdam enkele duizenden mensen deelnamen aan de anti-kroningsrellen. Het aantal openbare geweldplegers zal eerder in de honderden hebben gelopen.
Pas na afloop van de plechtigheden rond de Dam probeerde de politie om het strijdtoneel leeg te vegen. Zelf was ik getuige van harde charges waarmee de relmakers vanaf het Rokin naar de Vijzelstraat werden verjaagd. Op de brug van de Herengracht probeerde ik nog één keer de portofoon uit. Dat wekte argwaan bij omstanders. Wijzen op mijn plastic rellenkaart hielp niet. “Dan ben je een stille,” antwoordde een jongen. Hij rukte mijn perskaart af en smeet hem in de gracht. “En als je niet oprot, ga jij er achteraan.” Collega Gerritse had ondertussen andere problemen in de buurt van de Oude Hoogstraat. Iemand gaf hem een harde klap op de schouder met een honkbalknuppel*. De pooiers op de Wallen bleken namelijk niet gediend van de krakersrellen, die ten koste gingen van hun klandizie. “Maar ik ben pers,” reageerde Theo. Antwoord van zijn aanvaller: “Jullie zijn nog erger dan de krakers.”
Nog enkele uren volgde ik het chaotische gewoel in de binnenstad. Totdat stadschef Frans Heddema de opdracht gaf om eindelijk naar huis te gaan omdat we lang genoeg in touw waren geweest. Doodop en misselijk van het traangas en het geweld nam ik de taxi naar mijn toenmalige woonplaats Hoorn. Daar zag ik eindelijk de eerste editie van het Parool.
‘Inhuldiging in rustig in Amsterdam’, luidde de openingskop.* Iemand had Sandbergs waarschuwing tegen koppen met een voorspellend karakter volledig in de wind geslagen. De ongelukkige koppenmaker is nooit gevonden.
* Nieuwsuur-journalist Ad van Oosten wijst me erop dat de voorspellende kop niet ‘Beatrix gekroond in rustig Amsterdam’ luidde, zoals ik me in eerste instantie herinnerde, maar ‘Inhuldiging in rustig Amsterdam’. Dank voor de correctie. Collega Gerritse kreeg beslist een harde klap in het Wallengebied, echter niet met een ijzeren staaf, maar met een honkbalknuppel.