Hollandse islam is lang niet zo progressief als de wensdenkers hoopten
Door Carel Brendel, 17 augustus 2012
Met aanvulling
“Harde aanpak van extremisme en radicalisme is beter uit te leggen als duidelijk is dat een liberale islam hier wel welkom is. We moeten liberale stromingen dus steunen, en streven naar een Hollandse islam.” De Amsterdamse politicus Lodewijk Asscher schreef deze woorden op in februari 2005. Nederland was nog geheel in de ban van de moord op Theo van Gogh, en van het rumoer rond de aanhouding van de Hofstadgroep. “De overheid moet contracten met de verschillende islamitische gemeenschappen sluiten waarin wordt vastgelegd dat men overgaat op Nederlands als (s)preektaal in de moskee. Imams die het Nederlands niet machtig zijn, dienen geen werkvergunning meer te krijgen.”
Asschers opiniestuk was illustratief voor sociaal-democratisch* (zie aanvulling) wens- en maakbaarheidsdenken. In de 19de eeuw was de integratie van de joden op gang gekomen nadat van hogerhand het gebruik van Nederlands in de synagoge was opgelegd. Iets vergelijkbaars moest toch ook mogelijk zijn met de islam, meende de sterke man van de Amsterdamse PvdA.
Als de polderislam maar Nederlandstalig wordt, dan wordt ze vanzelf liberaal, dacht niet alleen Asscher. Ook partijgenoot en burgemeester Job Cohen droomde van integratie via de moskee. Daarom was de gemeente Amsterdam bereid tot financiële steun aan de Westermoskee, een project van de fundamentalistische Turkse organisatie Milli Görüs, dat – toen puntje bij paaltje kwam – aanzienlijk minder liberaal bleek te zijn dan men zichzelf altijd had wijsgemaakt. Politici en waarnemers verwelkomden in het stadsdeel Slotervaart ook de komst van de Poldermoskee van ex-radicaal Mohammed Cheppih. Ook de latere Blauwe Moskee van Europe Trust Nederland, toen nog geleid door Moslimbroeder Yahia Bouyafa, werd aangeprezen als gematigd en vooruitstevend. In beide gevallen fungeerde het gebruik van de Nederlandse taal als automatisch bewijs van goed gedrag.
Sinds het artikel van Asscher zijn 7,5 jaar verstreken. Wie een indruk wil krijgen van de ‘Hollandse islam’, moet deze week in de avonduren een kijkje nemen op de website van de islamitische hulporganisatie Islamic Appeal. Nederlandstalige moslims houden daar acht dagen lang een nationale benefietactie voor verdrukte en hongerende broeders en zusters in Birma, Syrië en Somalië. De marathonuitzendingen zijn van alles: bezield, hartstochtelijk, vroom, orthodox en fundamentalistisch. Maar liberaal en vooruitstrevend zijn ze beslist niet.
De opmars van de Nederlandse taal werd eind vorig jaar al gemeld door de Utrechtse islamkenner Nico Landman. De onderzoeker zei er gelijk bij dat dit niets zegt over een vrijere interpretatie van de islam. “Je kan je ook in de Nederlandse taal afzetten tegen de Nederlandse cultuur.” Tot een vergelijkbare conclusie kwam de Leidse islamoloog Maurits Berger. In de weekendbijlage van het Nederlands Dagblad (18 februari) sprak hij over ‘een groeiende orthodoxe islam, ook onder jonge moslims in Nederland’: “Hun ouders zouden zo niet praten. Jongere moslims zijn beter geïntegreerd dan hun ouders, maar ook veel orthodoxer, tegen alle voorspellingen in. Dat is een probleem voor moslims, niet voor ons. Zij maken het zwaar voor elkaar, omdat ze elkaar de maat moeten nemen.”
Vrijwel gelijktijdig met de bijlage in het Nederlands Dagblad speelde het bezoek aan Amsterdam van de Britse sjeik Haitham al-Haddad. In een debat in De Balie verdedigde hij de doodstraf voor afvalligen en overspeligen — alleen toegestaan door een islamitische rechtbank in een moslimland, dat dan weer wel. Vanaf de tribune kreeg al-Haddad luid applaus voor zijn Middeleeuwse opvattingen. Daar zaten geen oudere, gebrekkig Nederlands sprekende bezoekers van een Turkse of Marokkaanse ‘heimweemoskee’, maar hoog opgeleide en goed Nederlands sprekende studenten van de Vrije Universiteit.
Het is een misverstand dat het fundamentalisme vooral bloeit onder een uitstervende groep oudere migranten. Salafisten, Moslimbroeders en aanverwante groeperingen hebben niet stilgezeten. Ze hebben de afgelopen jaren veel energie gestoken in websites, videokanalen, islamscholen en conferenties, waar Nederlands de voertaal is en die zich richten op hier geboren allochtone jongeren en autochtone bekeerlingen. Illustratief is de flyer van een Haagse stichting, die een open dag organiseert voor haar nieuwe opleidingsjaar. ‘Geheel in het Nederlands verzorgd!’ staat er met één uitroepteken. Twee uitroeptekens zijn er voor ‘Aparte leslocaties voor mannen en vrouwen!!’ Nederlands is een mooie taal, maar nog mooier is het handhaven van streng-islamitische apartheid tussen de seksen.
Opvallend bij dit alles is de groeiende samenwerking tussen de diverse stromingen. Deze is zichtbaar bij de organisatie van conferenties, islamcongressen, bekeerlingendagen en ook weer bij de lopende benefiet van Islamic Appeal. Deze acties worden gedragen door Nederlandstalige imams en predikers. Traditioneel hebben de salafisten in ons land een grotere aanhang dan de Moslimbroeders, maar de broeders maken een inhaalslag met steun van de Native European Muslims Assembly en dankzij oliedollars uit Koeweit. Het zijn juist de centra van deze dawa-beweging – onder meer de Blauwe Moskee in Amsterdam, Omar al Farouk in Utrecht, Dar al-Hijra in Rotterdam – die vooroplopen bij het gebruik van de Nederlandse taal.
De ‘jonge mondige moslims’, die GroenLinks-Kamerlid Tofik Dibi waarneemt in een interview met website De Nieuwe Moskee, zijn nauwelijks zichtbaar. Maar misschien zie ik ze wel over het hoofd omdat ik te veel rondkijk in de wereld van de salafisten en Moslimbroeders. Ze zoeken, denk ik, hun heil vooral buiten de invloedsfeer van de fundamentalistische groeperingen.
Wat dat betreft kunnen we toch nog iets leren van de joden in de 19de eeuw, maar dan anders dan Lodewijk Asscher bedoelde in bovengenoemd opiniestuk. De joodse emancipatie verliep namelijk niet via de synagoge, maar juist buiten de synagoge, dankzij vooruitstrevende joden die zich tegen de wil van de rabbijnen aan de orthodoxie ontworstelden. Niet de Nederlandse taal maar het zelf kritisch denken gaf uiteindelijk de doorslag.
Aanvulling (19 augustus): Het optimisme over een Hollandse islam was beslist geen zaak van de PvdA alleen. Niemand minder dan VVD-leider Frits Bolkestein, de aanjager van het islamdebat in Nederland, verwachtte veel van in het Nederlands prekende imams. Daarvoor pleitte hij al in 1997 in zijn boek Moslims in de polder.